De vordering in kort geding inhoudelijk bekeken

Voorlopige voorziening (veelal gewoon met definitieve gevolgen)

In een kort geding procedure kan – gezien de bestaande taakverdeling tussen de voorzieningenrechter enerzijds en de bodemrechter anderzijds – “strikt genomen” enkel een ‘voorlopige voorziening’ worden gevorderd, veelal ter verkrijging van een gebod of juist een verbod ten laste van de andere partij, opgelegd door de voorzieningenrechter.

De term (voorlopige) voorzieningenrechter is ingevoerd ter vervanging van de term President van de Rechtbank. De behandelend rechter is – los van diens benaming – in elk geval (zeer) ervaren en bedreven in de behandeling van vorderingen in kort geding. Dat is dus een geruststelling. En een bijkomend voordeel is dat we – omdat we regelmatig in kort geding procederen – veelal goed kunnen anticiperen op hoe een voorzieningenrechter de procedure aan gaat vliegen.

Ter nadere verduidelijking van het verschijnsel ‘voorlopige voorziening’ tegenover ‘voorziening ten principale’ dient nog te worden gewezen op het verschil tussen de vorderingen die de voorzieningenrechter kan beslechten (vorderingen die leiden tot een ‘condemnatoir – oftewel veroordelend – vonnis’), en de vorderingen die de bodemrechter (ten principale) kan beslechten, en die leiden tot een ‘declaratoir’ en /of ‘constitutief vonnis’.

De gedachte is dat declaratoir en / of constitutieve vonnissen de rechtsverhouding (zelf) tussen partijen kan wijzigen, en om die reden een met voldoende waarborgen omklede – en daarom veelal langdurige en kostbare – rechtsgang vereisen. Een voorbeeld van een ‘declaratoir vonnis’ betreft bijvoorbeeld het oordeel waarbij de rechter voor recht verklaard dat een tussen partijen bestaande overeenkomst is ontbonden, en ongedaan moet worden gemaakt. Een voorbeeld van een ‘constitutief vonnis’ is bijvoorbeeld het oordeel waarbij de rechter een partij schadeplichtig oordeelt tegenover de wederpartij, als gevolg van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst, of een onrechtmatige daad. In dergelijke uitspraken wordt als het ware “ingegrepen in de rechtsverhouding zelf”, waar bij een ‘condemnatoir vonnis’ moet worden gedacht aan een oordeel waarbij de rechter een partij veroordeeld om iets te doen, of na te laten, al dan niet op straffe van verbeurte van een dwangsom per overtreding. De bestaande rechtsverhouding – die niet wordt aangetast door het oordeel van de voorzieningenrechter – noopt tot een concrete verplichting, en de voorzieningenrechter veroordeelt de veroordeelde partij om die verplichting te respecteren of na te komen. Er zijn ook beslissingen die door de voorzieningenrechter kunnen worden genomen die niet puur ‘condemnatoir’ zijn. Denk aan de machtiging tot tegeldemaking van een gezamenlijke woning wegens een gewichtige reden, waardoor één der deelgenoten de andere deelgenoot mag vertegenwoordigen bij de verkoping en levering van een gemeenschappelijk goed (denk bijvoorbeeld aan een gezamenlijke woning waar in de praktijk nog al eens over wordt geprocedeerd).

Hoe het (juridisch) ook zij, de beslissing van de voorzieningenrechter werkt feitelijk vaak gewoon uit als definitieve voorziening zoals de bodemrechter die geeft, en lost het probleem tussen partijen op een zodanige manier op dat men nadien veelal helemaal geen (slepende en langdurige) bodemprocedure opstart. Het gebeurd dus heel vaak dat partijen na het doorlopen van een kort geding helemaal niet meer verder procederen bij een bodemrechter om een definitieve voorziening (in juridische zin) na te streven. Het onderscheid tussen voorlopige voorziening en definitieve voorziening hangt samen met de aard van de beslissing die aan de voorzieningenrechter wordt gevraagd.

De kwalificatie voorlopige voorziening hangt samen met het gegeven dat de voorzieningenrechter geen zogenaamde declaratoire of constitutieve beslissingen kan geven in kort geding. Dat zijn beslissingen die het bestaan van een bepaalde rechtsverhouding vaststellen (er is sprake van wilsovereenstemming en daarmee van een overeenkomst), of ingrijpen in de rechtsverhouding zelf van partijen (de overeenkomst wordt ontbonden waardoor er ongedaanmakingsverbintenissen ontstaan). Die rechtsverhouding kan wel nopen tot een vordering om een wederpartij te gebieden of verbieden om op basis van die rechtsverhouding iets te doen of na te laten.

Een kort geding start met een dagvaarding van een advocaat aan de Voorzieningenrechter van de rechtbank die op redelijk korte termijn een zitting bepaalt (veelal variërend van 1 dag tot 4 weken, afhankelijk van het spoedeisend belang). Op de zitting wordt meestal het verweer voor het eerst gepresenteerd. In een kort geding procedure kan alleen een voorlopige voorziening worden gevorderd. De Voorzieningenrechter kan niet definitief een rechtsverhouding tussen partijen vaststellen. Hij kan alleen een voorlopig oordeel vellen dat geldt tot de bodemrechter heeft beslist.
Bij zijn beslissing zal de Voorzieningenrechter zoveel mogelijk proberen te beoordelen wat de uitkomst zal zijn in de bodemprocedure. Een beslissing volgt meestal tussen de 1 en 14 dagen na de zitting.Een kort geding start met een dagvaarding van een advocaat aan de Voorzieningenrechter van de rechtbank die op redelijk korte termijn een zitting b

Kort Geding Advocaat

Bent u op zoek naar een advocaat voor een kort geding? Of twijfelt u over de vraag of een kort geding in uw geval tot een oplossing zou kunnen leiden? Neemt u gerust contact met mij op. Ik sta u graag te woord: info@kortgedingadvocaat.com of ga naar contact.

Ga naar contact